Zitvolleybal

Het zitvolleybal stond voor het eerst op het programma van de Paralympische Spelen van Arnhem in 1980. De sport verschilt van de olympische variant door het kleinere speelveld (10x6 m) en het lagere net. De wisselingen verlopen doorgaans sneller. Een match bestaat uit vijf sets. De ploeg die als eerste 25 punten haalt (2 punten verschil), wint de set.

De teams bestaan uit zes atleten die een verschillende handicap mogen hebben. Mannen en vrouwen spelen altijd in aparte competities (in tegenstelling tot andere paralympische teamsporten zoals rugby). De spelers moeten steeds met een deel van hun lichaam – tussen schouders en billen – contact houden met de grond.

Classificatie

In het zitvolleybal worden atleten ingedeeld jn twee sportklassen: SV1 en SV2, afhankelijk van de ernst en de impact op de essentiële functies van zitvolleybal. Een SV2 heeft minder functioneel verlies dan een SV1.
De beperkingen kunnen betrekking hebben op de bovenste ledematen, de onderste ledematen of beide. 

Teams mogen maximaal twee SV2's op het wedstrijdblad invullen.

Internationale federatie

World Para Volley coördineert het zitvolleybal op internationaal niveau.

Liga's

Wilt u meer weten over het zitvolleybal in België? Neem een kijkje op de website van G-sport Vlaanderen en LHF, de leden van BPC.