Deze sport staat sinds de Winterspelen van 1976 in het Zweedse Örnsköldsvik op het Paralympisch programma.
De atleten moeten een langlaufparcours van 2,5 km tot 20 km afleggen (korte, middellange en lange wedstrijden). Er bestaat ook een aflossingswedstrijd (relay), die in team wordt gestreden.
Classificatie
Het langlaufen wordt beoefend door personen met een lichamelijke of visuele beperking.
Men onderscheidt:
- Staand skiën (klasse LW2 tot LW9) voor personen met een motorische handicap (aan het boven- en/of onderlichaam) die rechtopstaand kunnen skiën.
- Zittend skiën (klasse LW10 tot LW12) voor personen met een beperking aan de benen en (in bepaalde klassen) de romp.
- Ski voor atleten met een visuele beperking (klasse B1 tot B3). In klasse B1 (zwaarste visuele handicap) is begeleiding door een gids verplicht. De gids skiet vóór de atleet en informeert hem luidop over het parcours. In klasse B2 en B3 mag de atleet zelf kiezen of hij/zij het parcours al dan niet met een gids wil afleggen.
We herinneren eraan dat de handicapklasse met het hoogste getal overeenkomt met de lichtste handicap.
Internationale federatie
Op internationaal niveau valt het langlaufen onder het toezicht van het World Para Nordic Skiing, dat deel uitmaakt van het International Paralympic Committee.
Liga's
Meer over langlaufen in België? Afspraak op de site van de twee leden van BPC: G-sport Vlaanderen en LHF.